Schrijven op de Hoge Veluwe

Ik heb last van een toenemend gevoel dat er iets verschrikkelijks gaat gebeuren. Aan de oppervlakte loopt alles wel lekker – werk, huis, hobby’s – maar daaronder gaat vaker dan normaal het licht uit. Ik ben niet depressief, daarvoor vind ik de wereld te mooi, ik ben alleen zo verschrikkelijk moe de hele tijd en bij vlagen heel erg bang. Ik vermoed dat het een langetermijneffect van corona is. In mijn hoofd is de crisis gegroeid tot een nabije implosie van de wereld – iets waar ik al van jongs af aan last van heb en dat ik steeds bevestigd zie in milieuvervuiling, groeiende ongelijkheid, agressie, en noem het maar op.

Nu weet ik aardig goed wat er in mijn geest omgaat en dat die dingen niet per se de waarheid zijn. Ik weet dat er honderdduizend andere manieren zijn waarop je kunt denken, die veel positiever zijn en die me helpen in plaats van somber maken. Daarom dwing ik mezelf om naar buiten te gaan en de dingen te doen waarvan ik weer tot leven kom.

Een van die dingen is natuurverhalen schrijven. Ik keek daar al maanden naar uit maar het kwam er steeds niet van. Toen ik dat doorhad, nam ik een week vrij en boekte een trekkershut op de Veluwe. Geen werk, geen wifi, alleen een kachel, tafel en bed. Dat had ik nodig. Met een stapel papier, boeken en een laptop fietste ik die kant op.

Nu zit ik hier met uitzicht op een rode haagbeuk, met merels tussen de bladeren, en alles is weer goed. ‘s Nachts oehoet een uil me in slaap. Ik doe alles anders dan normaal. Als ik schrijf heb ik vaak een strak ritme van vroeg opstaan, werken, eten, wandelen en weer werken. Voorheen hielp dat om lekker productief te zijn en de creativiteit kwam dan vanzelf. Nu helpt het niet meer. Ik zet geen wekker, ga naar buiten tot ik er genoeg van heb en werk tot de inspiratie op is. Elke nacht slaap ik zonder moeite tien tot elf uur.

De camping ligt midden in het bos, praktisch naast het Nationaal Park de Hoge Veluwe. Ik ben daar nooit geweest. Het staat me tegen om entree te betalen voor een natuurpark omdat dat het idee in stand houdt dat natuur een recreatief uitje is in plaats van een fundamenteel onderdeel van het leven (waar ik om die reden 5% van mijn inkomen aan doneer), maar ook omdat het er altijd druk is terwijl er zoveel andere mooie plekken op de Veluwe zijn. Tegelijkertijd ben ik blij met dat park omdat iedereen dáár zit en de rest van het bos lekker rustig blijft (waarschijnlijk een van de hoofdredenen waarom het in stand gehouden wordt). Omdat deze week alles anders is, besluit ik er toch heen te gaan. Donderdagmiddag bij -2 graden is het perfecte moment. Er is vrijwel niemand.

Het is gruwelijk koud, kouder dan -10 in Zweden voelde. Een dun laagje mist hangt tussen de bomen en de vijver voor het Jachthuis is bevroren. Ik fiets een rondje van 25 kilometer, sta steeds stil om foto’s te maken van de rijp op het gras, bevroren bladeren en alle bijzondere kleuren mos op de dennebomen. Na twee uur ben ik zo koud als een vriezer en ga ik naar het Kröller-Müller museum om kunst te kijken. Er hangt een silhouet van een boom met een lichtbak erachter, donkere doeken van Van Gogh, explosies van kleuren, ook van Van Gogh, en iets dat me raakt, de houtskooltekeningen van Alexander Bogomazov, waar ik tot een paar dagen terug nog nooit van gehoord had. Het zijn zwarte en rode lijnen die op zichzelf lijken te staan tot je er een kwartier naar kijkt en erachter komt dat er een heel leven in zit.

Er is nog iets waar ik het laatste jaar veel spanning van had: publicatiedruk. Ik wilde zo graag iets origineels schrijven en niks was goed genoeg. Voor een boek over natuur en eenvoud had ik al 70.000 woorden getypt, maar het was een filosofisch gedrocht geworden die door de tijd achterhaald was, want iedereen in mijn bubbel schrijft over natuur en eenvoud. Ik raakte er helemaal in verstrikt. Het lag alweer een paar maanden stil omdat ik niet de juiste vorm kon vinden om er mee verder te gaan.

Deze week schrijf ik alleen waar ik zin in heb. Blijkt dat precies hetzelfde te zijn, alleen zonder er allerlei complexe filosofische ideeën in te willen proppen. Ik wil simpelweg vertellen over de magie die je in het buitenleven vindt. Aan het begin van de week kies ik twaalf verhalen uit die ik het liefste wil vertellen en die de moeite waard zijn (vind ik) om op papier te drukken en te bewaren. Na vijf dagen blijkt dat ik toch ongemerkt productief ben geweest. Ik heb drie korte verhalen gemaakt (samen 5.000 woorden), vijf gedichten en een verhaal van elf pagina’s herschreven (6.000 woorden).

Zo probeer ik de dingen die te groot zijn geworden weer behapbaar te maken. Het geeft me het gevoel dat ik aan iets moois werk. Samen met de zwerftochten die ik hier maak, de paddenstoelen die ik ontdek en de vogelgeluiden in de lichte regen, brengt dat de positiviteit en de zin weer terug.

Ontdek meer van Dichter bij de grond

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder