Thuis in de natuur, het lijkt eenvoudig maar het vraagt zoveel kennis en ervaring. En wat een voorrecht om die kennis te mogen leren (of herleren, de oermens in onszelf weer een beetje te activeren).
In de Franse Ardennen, Matton-et-Clémency, bouwden we een primitief dorp in het bos. Het lag er vol met dode takken, omgevallen bomen en stronken, en als er niet een camping zo dichtbij was geweest, hadden we ons echt in de wildernis gewaand. Onze rugzakken waren niet eerder zo zwaar. We droegen bijlen, messen, zagen, slijpstenen, boeken, kampvuurpannen en zakken vol water om te leren hoe het simpeler kan, om te leren met hout te werken.
Na een technische uitleg over de kunst van het huttenbouwen, verrezen er binnen een dag overal bouwwerken van dikke takken, gestapelde stammen en samengebonden twijgen, afgedekt met bladeren. Het werd een indrukwekkend kampement met vuurplaatsen, hakblokken en geïmproviseerde krukken. We maakten alles op maat, want bij takken die uitsteken zou het dak kunnen gaan lekken. En we verzamelden zoveel bladeren als we konden – eigenlijk zelden genoeg, wat een werk was dat – veegden de vloer schoon en rookten de insecten uit.
Diegene die in hun hut sliepen hadden een magische nacht. Voor onze hut, waar we met z’n zessen aan gebouwd hadden en met z’n vieren in sliepen, hielden we vuurwacht in shifts van twee uur. We zaten om de beurt op een houtblok voor de ingang, hielden de vlammen laag, probeerden rook te vermijden, verjoegen wilde dieren (grapje). De bijna volle maan scheen zo nu en dan door het bladerdek, en tijdens de laatste shift kwam langzaam de zon op en ging al het leven in het bos aan. Het voelde heel aards om in de relatieve stilte over elkaar en het vuur te waken.
In de dagen erna werd een en ander van de ziel van het hout blootgelegd: verschillende bomen, eigenschappen van houtsoorten, verschillende snijdtechnieken. We prutsten wat aan op een oefenstok, de carvingstick, en later sneden we een lepel en demonstreerde Mark hoe we onze eigen vuurboog moesten maken.
De een had duidelijk meer ervaring (of talent) dan de ander, maar dat was niet erg. We zaten wat meditatief in een kring rond de kampvuurplaats aan onze eigen projecten te werken, niet gemakkelijk afgeleid door iets of iemand om ons heen. Toen het houtsnijden klaar was, besteedden we nog ruime tijd aan het slijpen van ons gereedschap.
En alles wat we maakten, in al zijn natuurlijke imperfecties, was een uitdrukking van bos en buitenleven. Het bezorgde ons blaren, snijwonden en slaaptekort. Het maakte echte buitenmensen van ons.



2 reacties op “Wildernisgids [3] Thuis in de natuur”
Mooi verhaal. Je bent kennelijk weer wat sterker geworden. Fijn.
Ja, ik voel me weer stukken beter!