Een voorzichtige poging tot intuïtief schrijven

Tussen de bouw- en werkdagen door schrijf ik verhalen. Je zou denken dat ik daar geen tijd voor heb en dat is meestal ook zo, want ik ben steeds te moe of te afgeleid om geconcentreerd te kunnen werken. Maar ik kan niet de hele tijd planmatig en analytisch zijn. Voor Erik is het bouwen een creatief proces waarin hij allerlei dingen zelf ontwerpt en met de hand maakt, maar voor mij is het vooral een groot en risicovol project dat in goede banen geleid moet worden. Om creatief te kunnen werken, heb ik daarom al heel wat dagen vrijgenomen.

De afgelopen week vond ik mijn avonturenfiets onder het bouwstof en ben ik er vandoor gegaan. Ik bleef vier dagen in een hotel op de Veluwe. In de vroege ochtend en avond deed ik yoga en meditatie. ‘s Middags struinde ik door het bos en ontdekte ik allerlei beesten, planten en paddenstoelen. En tussendoor zat ik achter de laptop te typen.

Ik schrijf over de emotionele en fysieke reizen die ik heb gemaakt en al schrijvende nog steeds maak. Maar het verhaal waar ik nu aan werk is fictie: een vrouw woont afgezonderd in de bergen, op zoek naar de essentie van het leven, tot ze onverwacht terug moet naar de stad. Acht jaar later gaat ze opnieuw de bergen in om te kijken wat er nog van haar dromen over is.

Heel lang probeerde ik non-fictie te schrijven, een soort reisverhalen met allerlei filosofische gedachten over natuur en eenvoud. Het nadeel daarvan is dat het nogal cognitief is, een zwaar en intensief denkproces waarin ik soms helemaal verstrikt raakte. Het was één grote mentale worsteling, eigenlijk. Na onze verhuizing had ik er genoeg van en ben ik opnieuw begonnen. Nu het verhaal niet meer over mij hoeft te gaan, kan ik van alles verzinnen en dat geeft vrijheid om mijn gedachten opnieuw te verkennen.

Op de Veluwe experimenteerde ik met een meer intuïtieve manier van schrijven. Ik gebruikte boswandelingen en visualisaties om als het ware in het verhaal stappen en dingen als vanzelf te laten ontstaan. Op die manier doorleefde ik ook allerlei gevoelens die ik op papier probeer te krijgen. Het avontuurlijke, het pijnlijke, het erotische, het onzekere, het magische. Alles. 

Ik schrijf bijvoorbeeld in dichtvorm.

Een: routine. 
Doe alles in een vast patroon zodat de dagen niet 
wegglippen, 
en met de dagen je inspiratie.

Twee: maak lange wandelingen. 
Slaap buiten. De horizon is breed en er is 
altijd 
iets nieuws.

Drie: verbouw groenten. 
Genoeg om geen dieren te hoeven schieten
– steeds opnieuw 
een traumatische ervaring 
(misschien ben je te soft voor dit leven?)

Vier: schrijf. 
Brieven voor een nieuwe generatie. 
Wat je hier doet heeft zin.

Hier en daar zitten er wat meer filosofische stukken in.

Dat het me nog steeds niet lukt, dat leven in het poëtische van het alledaagse, de transformatie van mijn geest, het diep tevreden zijn in de eenvoud van een vaste plaats, tsja. Daarom ben ik hier, toch? Om het missende puzzelstuk te vinden.

Om te begrijpen hoe dat nou kan, dat ik nooit iemand heb ontmoet die echt verlicht was. Ook niet diegene die alles doet wat in de Grote Boeken der Aarde staat.

Leven in eenvoud, matigen, mindfulness, liefde.

Altijd maar onderweg naar een belofte – het hogere einddoel dat je in iedere religie voorgehouden wordt. Het Koninkrijk van God, het eeuwige leven, bevrijding van alle pijn en ongeluk. 

(Dat het boeddhisme geen religie zou zijn maar 
een ‘levensfilosofie’ 
geloof ik allang niet meer.
Verlichting is de ultieme onbereikbare belofte –
een worst die je telkens wordt voorgehouden 
met een nauwgezet stappenplan om er te komen.)   

Toch heb ik God nog niet doodverklaard, anders zou ik hier niet zijn. Ik heb al aan de randen van het volmaakte geluk geproefd, ik ben al op de weg terug omlaag. Alleen ben ik hier blijven steken, in de overgang naar het gewone leven waar geluk nooit lang standhoudt.

Niet in mijn leven. 

Mozes kwam terug van de berg met twee stenen tabletten, tien simpele regels erop: als je zo leeft, is alles goed.

De Boeddha kwam terug van onder zijn bodhiboom met het achtvoudige pad: zo maak je een einde aan al het lijden.

Maar ik kom terug met niets dan verlangen, onrust – twee kanten van dezelfde medaille.

Maar verder is het vooral een verhaal met personages, plaatsen en gebeurtenissen die verzonnen zijn:

Ze schrikken van mijn binnenkomst, hij gehurkt voor de kachel, zijn natte sokken over de stoel gedrapeerd. Zij met een van mijn boeken in haar handen, Thoreau, erg leuk. Sorry, sorry, sorry, sorry! ‘We didn’t know anyone lived here!’ Nee, het ziet er altijd zo schoon en opgeruimd uit, gezellig bloemetje in de vaas, gekloofd hout onder de vensterbank, speciaal voor bezoekers.

‘Het geeft niks,’ zeg ik. Met schuldbewuste beleefdheid stellen ze zich voor, Lev en Nahla, drieëntwintig jaar, Amerikanen. Daarom hebben ze zoveel woorden nodig.

‘We lopen de wandelroute 
– je weet wel die van 2.500 kilometer 
– en we zagen een lijn op onze gps die hier heen ging
en we doen het langzaam 
– je weet wel, gap year
geen verplichtingen, terug naar de natuur 
– ja we gaan graag van de gebaande paden, 
we like to do the real thing
(whatever that may be)
en we waren zo benieuwd wat hier was en 
ongerepte natuur
waarheid
WOW, this place is amazing
en blablabla-’

‘Willen jullie thee?’ Vraag ik. Ik moet mijn gasten toch iets aanbieden. Ze zullen wel moe, koud en hongerig zijn, al dagen op een rantsoen van droogmaaltijden en energierepen. Ik zal echt eten voor ze koken, rijst en groenten uit het bos. 

Oh my god, mag ik je spinhengel gebruiken? Jahoor, ga gerust je gang. Ik ben er niet goed in maar hij heeft het van zijn vader geleerd, zoete herinneringen aan een avontuurlijke kindertijd. Lev verdwijnt in een werveling van wildernisenergie naar de rivier. Ik vraagt Nahla om een emmer water te halen.

Toch heb ik alles wat ik schrijf op een bepaalde manier meegemaakt. Daarmee is het niet simpelweg een schrijfproject maar ook een bewustwordingsproces. Misschien wordt het wel nooit meer dan een proces en komt er geen resultaat, al werk ik daar wel naartoe. De afgelopen maanden schreef ik ruim 20.000 woorden. In een ander document staan er nog eens 70.000 die ik nooit gepubliceerd heb.

Thuis legde ik het verhaal uit op onze stoffige vloer. Ik zie veel witregels die nog gevuld mogen worden, maar ook veel witregels die precies genoeg zijn zo. Met elk hoofdstuk ontdek ik nieuwe hoeken in het uitgestrekte landschap van mijn geest.