Facebook herinnerde me er laatst aan dat ons huis een jaar geleden in de steigers stond. Daar ging dan weer een jaar aan vooraf, en zo zijn we al twee jaar bezig met het hele proces. Ik kan nog steeds niet geloven dat we dit samen (met hulp, natuurlijk) allemaal voor elkaar gekregen hebben.
Is het huis al af? Nee, sorry. Het gewone leven kwam weer tussendoor. De eerste maanden van ontwerp en vergunningen konden we aan niets anders denken dan het huis. Elke vrije avond waren we aan het tekenen en aan het rekenen. Toen het casco werd neergezet vond ik dat zo spannend dat ik weer een maand niks anders kon, en daarna hebben we gewoon heel hard geklust om van vier muren met een dak een leefbaar huis te maken. Op dat moment waren we anderhalf jaar verder, de energie raakte op, we lieten de boel liggen en zijn in een lange winterslaap gegaan.
Een huis bouwen is een beetje als kinderen krijgen: je wereld wordt even heel klein. We hadden geen tijd en energie meer om leuke dingen met vrienden te doen of met verenigingsactiviteiten mee te gaan en als we dat wel deden, moesten we dat drie maanden vooruit plannen. We zagen alleen nog maar vrienden die kwamen klussen of die een kopje koffie kwamen drinken en dan weer weggingen. Als we zondag naar de zoveelste bouwmarkt reden en groepjes wielrenners in lycra langs de weg zagen, konden we ons niet voorstellen dat iemand in de wereld de tijd had om simpelweg te fietsen.
In het voorjaar kregen we veel zin om weer van alles te doen, maar we wilden niet meer maandenlang uitsluitend in de klusbubbel zitten. Ik had me ingeschreven voor een wildernisgidsopleiding, Erik voor de Transcontinental Bikepacking Race, en we werden lid van de lokale kanovereniging. Vervolgens kreeg Erik het ook te druk op zijn werk, en omdat hij onze meesterbreinklusser is, gebeurt er niets als Erik druk is.
Op kleine dingen na die toch blijk van vooruitgang geven: we hebben een ontwerp en fundering voor de schuur en een tuinhek van kastanjehouten paaltjes. Alle zeshonderd zorgvuldig gezaagde populierenhouten plankjes zitten op het plafond. Er groeien zelfs tomatenplanten in de woonkamer. We wonen hier met zoveel plezier.
In dit stadium wil ook iedereen weten of we zoiets nog een keer zouden doen. Er zijn altijd mensen die slecht voorbereid zijn, te romantische ideeën hebben bij de fysieke werkelijkheid, en zeggen: nee, dit nooit meer! Ik zou zeggen dat het van mij niet per se hoeft, maar een huis bouwen was nooit een van mijn dromen en dat wist ik toen ik er aan begon. Ik zie het als een noodzakelijk project om dicht bij de natuur te kunnen wonen, dat bij vlagen ook inspirerend is en trots maakt, dat Erik en mij dichter bij elkaar heeft gebracht, met een fantastisch eindresultaat waar ik verschrikkelijk blij mee ben. En om die reden zou ik bereid zijn het nog een keer te doen. Als je iets wilt, moet je daar nou eenmaal moeite voor doen.
Tussen het bouwen door zie ik ook steeds hoeveel geluk we hebben gehad. Want dromen waarmaken is niet alleen maar domme discipline en organisatietalent. Het is ook ja zeggen tegen iets dat onmogelijk lijkt, op een plek die je niet kent, met steeds weer nieuwe mensen die je moet vertrouwen, in een op tilt geslagen woningmarkt en met een onzekere uitkomst. Ik denk dat daar mijn grootste gemengde dankbaarheid, ongeloof en trots zit. Dankbaarheid omdat we allerlei kansen hebben gekregen, ongeloof omdat ik ondanks mijn extreem risicomijdende gedrag toch in beweging ben gekomen, trots omdat we de kansen hebben aangegrepen.

