We zijn in de stellige overtuiging dat we geen auto nodig hebben. Het scheelt ons een paar honderd euro per maand en het milieu een hoop vervuiling. Auto’s zijn soms handig, maar we hoeven er niet per se een te bezitten. Meestal hebben we hem niet nodig.
Het bouwen van een huis lukt niet zo zonder auto. Hoe deden mensen dat vroeger? Ze haalden materialen van dichtbij of voeren ze aan per kar of schip. Alles duurde drie keer zo lang en/of hoefde nog niet aan de strenge regels van het bouwbesluit te voldoen. Helaas. Als we (men) nu nog met lokale materialen zouden bouwen, hadden we een zandkasteel of was de volledige Veluwe gerooid.
Transport is een groot onderdeel van de bouw. Toen we net begonnen, was het alsof we een parallel universum in werden gezogen: die van vrachtwagens en bestelbusjes. Elke dag gaan er duizenden de weg op om ergens iets af te leveren, van volledige bouwpakketten tot dozen met een enkel led-lampje erin. Voor de gekste dingen stond er een paar keer per week een vrachtwagen voor de deur, aangestuurd door onze bouwer.
Nu nog vragen we zodra er een vrachtwagen de straat in rijdt: ‘Heb jij iets besteld?’
Bouwmaterialen die buiten het bouwpakket vielen, lieten we ook bezorgen. Dat kost zo’n 20 tot 70 euro, maar is nog altijd goedkoper dan een eigen auto hebben. Soms komen ook Eriks ouders klussen en kunnen we hun auto gebruiken.
Nu grote delen van het huis klaar zijn en we met de schuur beginnen, verzamelen we ook van alles op Marktplaats. Iedere keer dat we daar iets kopen – gemiddeld één keer per maand – moeten we eerst een auto huren. Zo vonden we een achterbuurvrouw met deelauto, en dat is een goede deal. Zij is blij dat wij haar auto die meestal stil staat gebruiken, wij zijn blij dat we voor weinig geld deuren, ramen en hout kunnen verzamelen.
En de fietskar? Daar passen geen grote houtpartijen, dakplaten en betongaas op. We vervoeren er wel eens wat bouwafval mee, hebben er spullen mee verhuisd en kleine dingen van Marktplaats gehaald. Bij de houthandel om de hoek staan we nog steeds bekend als ‘die mensen die op de fiets kwamen’. We namen toen een schaaldeel van ruim 100 kilo mee op het zadel.
Je zou dus kunnen zeggen dat we profiteren van andermans autobezit, en dat is precies wat het is: auto’s moet je niet gebruiken omdat het kan, maar als het echt niet anders kan.