Melganzevoet en brandnetel: koken en craften met oerplanten

Sinds we de stad uit zijn, ben ik spontaan weer gaan wildplukken. Ik wil de planten deze keer echt in mijn systeem krijgen zodat het steeds vanzelfsprekender wordt om ze te groeien, oogsten en eten. Hier groeit grofweg hetzelfde als in Schiedam maar de omgeving is uitnodigender en de planten overvloediger. Er zijn grote grasvelden die niet gemaaid of beweid worden en die vol staan met kruiden zoals klaver en duizendblad. Er zijn zandpaden vol ruige bermen. En dan is er natuurlijk onze tuin, die nog geen tuin is, dus waar ook allerlei kruiden hun kans schoon zien om de grond te koloniseren.

Ik noem het bewust geen onkruid, want dat klinkt alsof het ongewenst is.

De afgelopen weken werkte ik met twee oerplanten die al duizenden jaren door de mens gebruikt worden. Het voelt onbeschrijfelijk aards en verbindend om dat ook te doen en die natuurvaardigheid weer te leren. Maar dat is een verhaal apart. Nu alle aandacht voor de twee planten: melganzevoet en brandnetel.

Melganzevoet

Onze tuin staan vol met melganzevoet (Chenopodium album; ook ‘melde’ genoemd). Chenopodium betekent ganzenvoet en hij heet zo omdat de grote bladeren schijnbaar op de voet van een gans lijken. Wat ik opvallender vind, zijn de glitters die op de bovenste bladeren plakken en aan je vingers blijven zitten als je ze aanraakt. Verder is de plant lekker saai en aards. Hij verspreidt zich razendsnel op kale grond, vooral als daar veel stikstof in zit. Het is een echte pionier waar mensen een flinke hekel aan kunnen hebben. Ik heb er wel bewondering voor. Hij is al resistent tegen verschillende typen landbouwgif en groeit van de subtropen tot aan de polen en van zeeniveau tot 3600 meter hoogte. Melganzevoet werd al meer dan tienduizend jaar geleden gegeten. Dit is dus een plant die in je survivalkit hoort.

Melganzevoet komt uit de amarantenfamilie waar ook de spinazie bij hoort, en dat zegt al een hoop over zijn eetbaarheid. Het is een vergeten groente die als voorloper van onze spinazie werd verbouwd. Ik vind hem bijvoorbeeld erg op boomspinazie lijken die veel mensen in hun ecologische moestuinen hebben. Er zit veel ijzer en vitamine C in. Van de gedroogde zaden werd meel gemaakt (vandaar waarschijnlijk het ‘mel’ in de naam) waar onder andere brood mee werd gebakken.

Net als quinoa, die tot dezelfde plantenfamilie behoort en ook ‘gierstmelde’ wordt genoemd, zitten rond de zaden van melganzevoet veel zeepstoffen (saponinen). Die stoffen werken goed voor de afwas en zijn in kleine hoeveelheden ook gezond omdat ze vet en slijm in je lichaam oplossen, maar in grote hoeveelheden richten ze schade aan. Zaden van deze planten moeten je daarom altijd uitgebreid spoelen voor gebruik.

In het blad zit relatief veel oxaalzuur wat ongezond is voor mensen met nierproblemen. Oxaalzuur bindt aan calcium (daarom krijg je wel eens zo’n stroef gevoel aan je tanden als je spinazie eet) en kan zo nierstenen veroorzaken. Je kunt de plant prima eten, maar net als met alle wilde planten moet je niet overdrijven en veel afwisselen.

Wij maakten een salade met melganzevoet, rucola, komkommer, ei en gebakken geitenkaas. Hier een recept waarbij we rode melde door de groene melde in onze tuin vervingen: link. We voegden daar nog knoflook, ui en olijven aan toe.

Touw van brandnetel

Een andere echte basisplant is brandnetel. Iedereen kent de grote brandnetel (Urtica dioica) en dat maakt hem makkelijk voor beginners. Toen ik deze week aan de online wildplukcursus van de Wilde School begon, stond brandnetel als eerste op het menu. Het is een echte voorjaarsgroente – dan zijn de toppen nog fris en sappig – dus ik heb er niet veel van geoogst. Maar in de cursus zat ook een boeiende instructie om touw te maken van de grote, houtige brandnetels die je aan het einde van seizoen vindt – nu dus.

De vezel van de brandnetel wordt al eeuwen gebruikt om kleding te maken, net zoals dat met vlas en hennep ook gebeurt. De vezel schijnt sterk en erg zacht te zijn, brandnetelfanaten vergelijken het graag met zijde. De oudste kledingresten die door archeologen gevonden zijn komen uit de Bronstijd. De reden dat er vandaag de dag weinig van brandnetel wordt gemaakt is dat katoen (veel) goedkoper is. Jammer, want de productie van katoen is ook in veel gevallen erg vervuilend.

Ik had in een survivalcursus al eens met brandnetel getwijnd, een simpele handeling waarbij je de vezels in elkaar draait tot touw. Zijdezacht wordt het daar niet van, maar je kunt er wel mee knopen. Waar de vezels precies vandaan kwamen, begreep ik nog niet. Daarom wilde ik nu het proces eens van begin tot eind doorlopen. Ik oogstte op onze avondwandeling een paar lange brandnetels, ritste met een handschoen de bladeren van de stengel en nam ze mee naar huis. Daarna brak ik de stengel open, scheidde de vezel van de houtige kern en twijnde de draden in elkaar. Bushcraftexpert Siegurd van Leusen heeft in samenwerking met Landleven een illustratief filmpje voor deze methode.

In een andere video legt Allan Brown stap voor stap uit hoe je de stengels zo bewerkt dat je er wel fijn garen van kunt maken waar je een jurk van zou kunnen breien. Je laat de brandnetels dan een paar weken rotten (het proces wordt ‘roten’ genoemd). De bruikbare vezel zit aan de buitenkant van de stengel, maar deze is door pectine verbonden aan een houtige binnenkern. Het rotten zorgt ervoor dat de pectine afbreekt zodat je de twee goed kunt scheiden. Vervolgens kaard je de vezels tot het hele fijne draden worden en gebruik je een spintol of spinwiel om garen te spinnen.

Zover ben ik nog niet gegaan. Ik was al blij dat ik iets kon maken waarmee ik bij wijze van spreken een bundel spullen bij elkaar kan knopen of een zeil in een boom kan hangen – precies zoals ik in de survivalcursus had geleerd. Wel heb ik een paar stengels achtergehouden, want ik heb nog een kaardborstel en spintol liggen van een vorig project.

Brandnetels brouwen

Vergis je niet, brandnetels zijn niet alleen voor beginners! Ook gevorderde wildplukkers zijn er dol op. Het is misschien wel de meest geliefde plant in de wildplukwereld. Er is geen boek, podcast, blog of cursus waarin de brandnetel ontbreekt. Sterker, hij neemt vaak een centrale rol in. Menig wildplukker droomt ervan om ooit een boek of cursus te maken die uitsluitend over de brandnetel gaat. Het blijkt een veelzijdige plant, voedzaam, heilzaam en waarmee je eindeloos nieuwe dingen kunt proberen.

Lieve Galle van Wild Plant Forager stuurde me een recept voor brandnetel leaf concentrate (leafu). Hierbij kook je de eiwitten uit de brandnetel tot een geconcentreerde en voedzame pulp die qua consistentie wel een beetje op tofu lijkt en die je ook op die manier kunt gebruiken. Je leest het goed, brandnetels zitten vol met eiwitten, meer dan in soja. Niet voor niets werd het vroeger in het voorjaar veel gebruikt om weer aan te sterken na een schrale winter.

Brandnetel zit ook vol mineralen. In een kruidentheecursus van Rosalee de la Foret werd ik uitgedaagd om een brandnetelthee te maken zoals ik die nog nooit had geproefd. Er gaan 30 gram gedroogde bladeren in (dat is een halve theepot vol! – ik kocht ze bij de biowinkel) en het brouwsel moet vier tot acht uur trekken. Wat er achterblijft nadat je de bladeren eruit hebt gezeefd, is een diep donkergroene substantie die bijna zwart lijkt. Vervolgens drink je de thee koud, al kun je hem ook weer opwarmen.

Ik had een hele bittere thee verwacht maar hij smaakt vooral intens groen, zacht, ik vond het zelfs wat zoetig. Het is brandnetel zoals ik gewend was, maar dan sterk geconcentreerd. Volgens Rosalee vinden de meeste mensen het in eerste instantie vies tot ze aan de smaak gewend zijn, dan willen ze niet anders meer. De reden dat de thee zo lang moet staan is typisch voor mineraalrijke planten zoals brandnetel, klaver, weegbree, koningskaars en meidoorn. Het is volgens Rosalee een manier om de mineralen maximaal aan de plant te onttrekken.

Haar recept, inclusief wat meer context, wordt besproken in deze podcast. Vanwege het hoge gehalte aan histamine wordt brandnetel ook tegen allergieën gebruikt, met name bij hooikoorts. Al zijn sommige mensen juist vanwege die histamine weer overgevoelig voor de brandnetel zelf.

En zo kun je je eindeloos in maar een paar planten verdiepen. Ik ben van plan dat de komende tijd weer veel meer te doen tussen het klussen en werken door.