Lübeck. Goed bereikbaar met Deutsche Bahn. Een mooie Hanzestad aan de Oostzeekust. De wind hield zich gedeisd en de de kustwegen golfden vriendelijk door het landschap. Het helderblauwe zeewater deed in de warme lentezon bijna tropisch aan en het afwisselende landschap overtrof al mijn verwachtingen van de Duitse kust. De eerste honderd kilometer vlogen voorbij en we kampeerden die avond langs een mooie baai nabij Pepelow, waar we in het zeewater konden afkoelen.
De tweede dag langs de kust werd het landschap eentoniger, toeristischer en vlakker, en de wind sterker, maar dit was slechts een voorproefje van wat nog komen zou. We reden door mooie kustbossen, maar ook over met (trage) dagjesmensen bezaaide boulevards en door de industriestad Rostock, waar we landinwaarts gingen. In de loop van de dag trok de wind, die we nu nog in de rug hadden, aan en op een kleine kanocamping aan een meer leek de behoefte om te zwemmen verdwenen. We hadden wederom honderd kilometer achter de rug en waren goed opgewarmd voor de volgende twee dagen.
De derde dag moesten we 130 kilometer afleggen, wat in principe goed te doen is, als er weinig wind staat en geen heuvels zijn. Met de mannen voorop gingen we in een voortvarend tempo van start over een kaarsrecht fietspad langs een kanaal. De wind kwam overwegend van opzij, maar iets te vaak ook van voor, en was behoorlijk stevig. Na 30 kilometer kochten we lunch, die we van Roeland na 60 kilometer mochten nuttigen. De lucht betrok en de korte fietsbroek werd wat onaangenaam. Een bui volgde, en de zon kwam niet meer terug. En toch was de route prachtig en hadden we genoeg energie om verder te gaan. Na 100 kilometer stopten we nog een keer om avondeten te kopen, en daarna begon Paul toch wel spijt te krijgen dat hij al die tijd aan kop had gereden. De camping was nog 60 kilometer verder (Duitse kilometers blijken niet altijd met Nederlandse te corresponderen), maar na de 140 gepasseerd te zijn, besloten we dat het wel mooi was geweest. Wat wel betekende dat we de volgende dag weer 130 moesten doen.
Nu blijkt het fietsen van een grote hoeveelheid kilometers al snel een verslavende werking te hebben. Leuk, weer 130! Door weer een wind trotseerden we de volgende dag de fietspaden, de plotselinge kou, de vermoeidheid en de spierpijn van de vorige dag. De onverharde bospaadjes en het goede gezelschap maakten de route erg aangenaam, en iedereen leek de moed er aardig in te houden, zelfs toen het ‘s middags begon te regenen, zelfs toen we na 140 kilometer bij een gesloten camping aankwamen, doornat en hongerig, zelfs toen het nabijgelegen hostel gesloten bleek, gastenverblijven dicht waren of vol zaten, en vooral toen we om negen uur ‘s avonds eindelijk een pension vonden die nog precies vijf bedden vrij had. Ik heb me zelden zo goed gevoeld als die avond. Moe, warm, voldaan. Alleen de douche was koud.
We waren nog maar een halve dag fietsen van het centrum van Berlijn. Pas de volgende morgen begon de uitputting voelbaar te worden. Opweg naar Oranienburg zat ik onophoudelijk te gapen en met een duf hoofd en pijn in de knieën liep ik door voormalig concentratiekamp Sachsenhausen, waar ik me nauwelijks kon voorstellen hoe mensen in zoveel ellende hadden kunnen overleven. Op de weg naar Berlijn werden we weer wat opgevrolijkt door dronken Duitsers die op met bloemen versierde fietsen in de vreemdste outfits vierden dat het Hemelvaartsdag was.
We reden maar 70 kilometer en bereikten op een schappelijk tijdstip het hostel bij Alexanderplatz. Het liefst wilde ik slapen, maar dat moest wachten tot twee uur ‘s nachts. Eerst zouden we douchen, de stad in, eten en bier drinken. De volgende dag begon om tien uur met een uitgebreid ontbijt onder de Fernsehturm, waarna we de rest van de dag door alle wijken rond het centrum wandelden. Ik was al eerder in Berlijn geweest, maar vond het weer fascinerend om te zien hoe voormalig oost en west contrasteren. We belanden ergens op een bierfeest, gingen uit eten, dronken nog wat en belandden weer om twee uur in bed, waar we na 4,5 uur uit mochten om de trein terug te halen.
Het was één grote uitputtingsslag, maar wat een geslaagde! In de trein was het te aangenaam om in slaap te vallen, en in Amersfoort aangekomen had iedereen weer zin om te fietsen. Dus reden we de laatste 25 kilometer naar Utrecht waar we samen aten en vast plannen maakten om er volgend jaar nog een schepje bovenop te doen. Tot de ogen echt dichtvielen. Zoveel inspanning, zoveel voldoening.

