Engeland: een week in Yorkshire

Boten zijn het meest awesome vervoermiddel dat er bestaat. Vooral als ze naar Engeland varen. De eerste tien kilometer, met flinke tegenwind van Maasbree naar Europoort, zijn een ware beproeving, maar als we via een steile brug het autodek opfietsen, is alle inspanning alweer vergeten. De Pride of Hull biedt ons een luxueuze hut met zeezicht, een avond vol vertier in de disco en een magnifieke sterrenhemel op het Sun Deck. Wat een feest. Uitgerust en vol goede moed komen we de volgende dag in Hull aan, en met de wind in de rug fietsen we via een oude spoorlijn de stad uit. Het is zonnig, de weg is zo goed als vlak en we gaan als een speer. Na een kilometer of twintig meldt Paul dat we van de GPS-track zijn afgereden en nu een andere route naar de oostkust volgen. Het maakt ons allemaal niet uit. We zullen die dag nog vaak van de track afwijken, en voelen het landschap steeds heuvelachtiger worden tot we het in Scarborough voor gezien houden. De beloning is groot: naast de camping is een restaurant waar voor een klein prijsje onbeperkt full English breakfast geserveerd wordt. We verheugen ons vast op de volgende morgen.

De tweede en derde dag fietsen we door North York Moors National Park. Het is wat regenachtig en grauw, maar samen met de harde tegenwind en met heide begroeide heuveltoppen goed voor het ultieme engelandgevoel. Op een steile helling, een halfuur nadat we de kustplaats Whitby achter ons hebben gelaten, breekt Evi’s ketting en terwijl de mannen met kettingpons en noodschakels aan de slag gaan, verzamel ik brandnetels en daslook voor het avondeten. Goede rolverdeling. Het vervolg van de helling blijkt een flinke uitdaging, en als de weg in een onverhard pad overgaat, wordt hij zo steil dat we onze fietsen omhoog moeten duwen.
Traditioneel nemen we om vier uur onze afternoon tea met rabarbertaart en gembercake. Niet in een pub of salon, maar op een picknickkleed tussen de berkenbomen. Aan het einde van de dag komen we verregend op een boerderij in Westerdale waar we voor twee pond onze tenten mogen opzetten. De weg die ons de volgende dag de Moors uitleidt, bezorgt ons nog een drietal steile klimmetjes, en dan rollen we het relatief vlakke gebied tussen Stokesley en Richmond in.

Het tweede deel van de route gaat door het Yorkshire Dales National Park. Het tempo waarmee de verschillende landschappen elkaar afwisselen is indrukwekkend: van de kust naar de lege Moors, door het vriendelijke tussengebied naar de groene, ruigere Dales. Via de River Cover fietsen we over een rustige weg het gebied in naar Kettlewell. Om van dal naar dal te komen, moeten we een aantal fikse hellingen bedwingen en als ik even afstap om mijn knieën te sparen, stopt een boer met zijn truck om te vragen of het wel gaat lukken. In een zwaar lokaal dialect voegt hij er nog wat joviale opmerkingen aan toe en pas wanneer ik hem tot drie keer toe verzekerd heb dat ik er wel kom, rijdt hij lachend door. Eenmaal boven is het uitzicht indrukwekkend. Her en der staan boerderijen – of ruïnes van boerderijen – op schijnbaar willekeurige plaatsen die van de bewoonde wereld lijken te zijn afgesneden. Wolken jagen over de afgeronde toppen, frisgroen gras, verdord gras en steengruis wisselen elkaar af en overal lopen stroompjes die de hellingen ondermijnen en voor sterke erosie zorgen. Het ziet eruit alsof het gebied in rap tempo door het water wordt afgebroken.

Als we de volgende morgen de Dales uitfietsen – nu eindelijk met de wind in de rug – regent het onophoudelijk. We hebben minder dan 70 kilometer voor de boeg en nemen ’s ochtends en ’s middags een lange theepauze. Nadat we de Dales verlaten en opnieuw het tussengebied infietsen, neemt het aantal hellingen al snel af. Het is koud en we hebben te weinig eten ingeslagen om comfortabel door de avond te komen, maar het vooruitzicht op een tweede Engels ontbijt houdt ons op de been. We overnachten op een grote, luxueuze camping waar Roeland één en ander van de prijs afdingt en we de avond in het washok doorbrengen. Met mijn knieën opgetrokken, mijn hoofd tegen de betegelde muur en mijn verkleumden vingers in mijn knieholtes maak ik het mezelf gemakkelijk op de wasmachine. Jasper leest voor uit een boek waarvan ik de titel, waarvan ik zelfs de inhoud al grotendeels vergeten ben, en dertig bladzijden lang droom ik weg bij het rustgevende voorleesmoment. Bij hoofdstuk drie hoor ik Roeland, die naast me in een stoel hangt, zachtjes snurken. Jasper leest onverstoorbaar verder en ik sluit glimlachend mijn ogen. Net wanneer het verhaal vorm begint te krijgen in mijn hoofd en het plot zich ontwikkelt, is het tijd om naar bed te gaan. Het is half twee ’s nachts als we in de slaapzak kruipen en ik ben direct in dromenland.

De weg naar York is vanaf daar nog een kleine moeite. Althans, dat denken we. Met een goed ontbijt in de maag en voldoende proviand voor onderweg trekken we met een omweg richting de stad. Het landschap is wat saai en de hellingen zijn wat flauw vergeleken bij de natuurgebieden die we achter ons hebben gelaten, maar de Middeleeuws aandoende dorpjes doen het fietsplezier weer stijgen. In de beschutting van een bos, tussen twee autowegen ingeklemd, lunchen we als twee wielrenners ons lachend voorbijkomen.
‘Oh look, it’s the cycling and dining club!’ Roept er één voor ze uit het zicht verdwijnen. We voelen ons terecht aangesproken: zowel het fietsen als de ontbijten, cakes, taarten en allerlei exotische dranken zijn de rode draad in onze (misschien wel in iedere) fietsvakantie. Vanaf dat moment dragen we de naam Cycling & Dining Club met trots.

De laatste etappe gaat iets minder lekker. In York aangekomen begint het opnieuw te regenen, en in de veronderstelling dat regenbuien in Engeland niet lang duren, laten we de regenkleding achterwege. We zijn tenslotte bijna bij de camping en hebben genoeg droge kleding in de tas. De zoektocht naar de camping blijkt echter tegen te vallen en een uur zoeken, een lekke band en een doornatte broek en schoenen verder komen we op een oude spoorbrug tot stilstand. Mijn vingers zijn zo verkleumd dat ik mijn tassen nauwelijks van mijn fiets krijg, en ik voel me beschaamd omdat ik niet eens in staat ben mijn eigen band te plakken. De warme douche die ons op de camping wacht, is nog nooit zo welkom geweest, en na weer schoon en warm te zijn, geniet ik intens van de kale couscous met thee en lemon cake die we in het washok naar binnen werken. Ik voel niets dan dankbaarheid en geluk.

De rest van de dagen in York gaan als een roes voorbij. Ik herinner me een bloembak, een kerkhof, een stel dronken Engelsen bij de paardenraces, de warmte van de pubs en een verzameling ontstemde piano’s en vergeelde boeken. De laatste dag hebben we nog een tocht van York naar Hull voor de boeg, die door een aantal flinke slingers in de route 110 kilometer telt. Op de valreep bemachtigen we een portie fish and chips, en dan zijn we klaar voor het inschepen. Na twee uur lang genieten van het Eurovisie Songfestival gaan we nog een laatste maal aan dek om afscheid van het eiland te nemen. Starend in de zwarte diepte, de lichtjes van de kust in de verte nog duidelijk zichtbaar, maken gevoelens van geluk en onbezorgde tevredenheid plaats voor vermoeidheid en tegenzin om weer naar huis te gaan, maar de lange overtocht maakt de terugkeer geleidelijk en minder zorgelijk. Terug in de hut leest Jasper nog één keer voor, maar de laatste regels zijn weinigen bijgebleven.

Foto’s van Evi Joosten