Australië: een solotocht van Albany naar Perth

Australië is een continent dat tegelijkertijd exotisch en vertrouwd is. Hoewel het aan de andere kant van de wereld ligt, kan iedereen zich er wel een voorstelling van maken: groots, warm, welvarend en westers. Het land van de kangoeroes en Aboriginals, een walhalla voor backpackers en surfers. Fietsreizen komen vaak niet in dat rijtje voor. De overtuiging is dat alleen ‘echte’ avonturiers zich in de verlaten Outback en op de rulle gravelwegen wagen. Ik ben nooit eerder met fiets buiten Europa geweest en heb dezelfde vooroordelen, maar gelukkig blijken die al snel ongegrond. Want Australië is ook groen, toegankelijk en goed ingericht op vrijbuiters en wildkampeerders.

Munda Biddi Trail: de weg door het bos
Ik heb mijn zinnen gezet op South West Western Australia, een relatief toeristisch gebied, maar niet zo populair als de driehoek Sydney-Melbourne-Adelaide. In 2013 is hier de Munda Biddi Trail geopend, een 1000 kilometer lange off-road trail tussen Perth (aan de westkust) en Albany (aan de zuidkust). Munda Biddi komt van het Noongar (een aboriginaltaal) en bekent ‘weg door het bos’. Het is typerend voor de eeuwenoude reuzeneucalyptusbomen die langs de zuidwestkust groeien. Helaas leidt de route dan ook alleen door het bos, terwijl andere interessante gebieden zoals de kust, wijngaarden en wetlands links blijven liggen. De beste optie is om de Munda Biddi als leidraad te gebruiken, en met GPS en kaart regelmatig van de route af te wijken.

Verbinding met de Zuidpool
Door de aanwezigheid van de trail is het in Perth gemakkelijk om een goede mountainbike te huren. Voor zo’n 200 euro ben ik een maand lang verzekerd van stevige off-roadbanden, vering en goed onderhouden remmen en versnellingen. Met de bus laat ik mezelf en de fiets naar Albany transporteren, waar het avontuur kan beginnen. Mensen spreken me wat verbaasd aan: ‘why would you go to Albany? It’s so cold there!’. ‘So cold’ is behoorlijk relatief. Het is lente (oktober), en terwijl is Perth temperaturen van 35 graden heersen, is het in Albany een aangename 15 graden. Af en toe regent het wat.

Al na 15 kilometer bereik ik een plek die me nog lang bij zal blijven. Ik sta op het punt waar zo’n 45 miljoen jaar geleden het supercontinent Gondwana zich splitste en Australië en Antarctica uit elkaar dreven. De regenwolken worden door de wind landinwaarts geblazen, en als de mist optrekt kan ik in de kolkende zee een paar kleine eilanden onderscheiden. Ik kan nauwelijks geloven dat ik aan de Southern Ocean sta, dat het water dat meters onder me tegen de kliffen slaat en met een schijnbaar ontembare kracht tussen de rotsspleten stroomt de verbinding met de Zuidpool vormt. De rotsformaties dragen namen zoals ‘The Gap’ en ‘The Natural Bridge’, die alle recht doen aan het epische fenomeen. Ze zijn door het water uitgesleten over een tijdspanne die onze hersenen niet kunnen bevatten. Mijn weg gaat verder door een prachtig heuvelachtig landschap, bossen en glooiende graslanden, tot ik ‘s avonds de Southern Ocean opnieuw ontmoet. Op het meest zuidelijke punt van Western Australia, diep weggestopt in een National Park, ligt een bushcamp direct aan het strand. Er staan maar drie andere mensen.

Good on ya!
Ondanks het indrukwekkende landschap en de vriendelijke mensen valt het fietsen me in het begin zwaar. De mountainbike heeft een behoorlijk gewicht, het wordt warmer en warmer en voel me niet helemaal fit. De kilometerslange gravelwegen maken het fietsen spannend, maar niet gemakkelijk. Het is mijn eerste solorit en mijn eerste keer als vrouw alleen, en ik ben dan ook vooral bang. Bang voor de bulderende golven, bang voor spinnen en slangen, voor de regen, bang om te verdwalen, om aangereden te worden door een roekeloze automobilist, bang dat mijn fiets het begeeft, bang om alleen te zijn, bang om dood te gaan. De mensen die ik tegenkom helpen me er doorheen. Ze bieden me water, eten, en bedanken me omdat ik een praatje met ze maak. “Good on ya! Safe riding!” Wordt een veelgehoorde uitspraak. En na vier slangen gepasseerd te zijn op de smalle gravelwegen, ben ik ook op dit gevaar voorbereid. Ik ga steeds meer van mijn vrijheid genieten.

Ik verlaat de kust en rijd door adembenemd mooie bossen en langs uitgestrekte farms waar de runderen me wat vervreemd aanstaren, de plukken gras nog half uit hun bek hangend. Het landschap is glooiend, vriendelijk, regelmatig doorsneden door kleine stroompjes. Vlinders fladderen laag bij het wegdek met me mee omhoog. Op de asfaltwegen word er regelmatig bemoedigend getoeterd door toeristen met caravans; de bestuurders steken lachend hun hand op. Ik wissel het asfalt af met delen van de Munda Biddi Trail, die na Walpole pas echt serieus wordt. Met een groep van vier mannen, die onverschrokken over de smalle, rulle paden jagen, baan ik me een weg door de wildernis. Ik ben gesloopt, maar dat geef ik natuurlijk niet toe. Waar de track na 45 kilometer de Western Hihgway kruist, sla ik af en fiets ik over het asfalt naar een camping. Met het achterlaten van mijn fietsgezelschap kan ik nu niet langer de trail volgen: het gebied is volledig verlaten en er is geen mobiel netwerk binnen bereik. Het schijnt bijzonder onverantwoord te zijn om dit deel van de route alleen te rijden. Ik besluit dat ik liever verantwoord ben dan dood.

Fietsend stilstaan
Gelukkig zijn er voldoende verlaten gravelwegen waarop het prima fietsen is. De mooiste rit, is vijftien kilometer off-road naar Donnelly River. Het bos slokt me op, en als ik na een uur zwoegen het dorp bereik, lijkt het alsof ik me in een andere wereld begeef. Links van me liggen de overblijfselen van wat ooit een productieve houtzagerij was, de oude machinerie nog rond het object uitgestald – een motorblok en een enorme kettingzaag – en rechts liggen de arbeiderswoningen en het café. mijn thee wordt in wit porselein geserveerd en op de houten veranda geniet ik van de antieke sfeer.

Toch ervaar ik soms emotioneel en fysiek ongemak door het soloreizen, dat versterkt wordt door het geïsoleerde gevoel dat de bossen met zich meebrengen. Ik slaap slecht, en merk dat ik weer onrustig begin te worden. Ik wil door, door, door. Sneller, verder. Maar waarheen? En wat als ik daar ben? Het beangstigt me dat ik geen doel heb. Maar wat ik met vallen en opstaan begin te begrijpen, is dat ik geen doel nodig heb om gelukkig te zijn. Het geluk is hier al, ik hoef alleen maar stil te staan en het te zien. Fietsend stilstaan is echter iets dat nog wel wat oefening behoeft.

De volgende morgen kan ik mijn nieuw verworven inzichten meteen in de praktijk brengen.Na een bloedhete dag besluit ik vóór zonsopgang op te staan om de lange tocht naar de zuidwestpunt van het eiland te rijden. Ik zie er tegenop omdat ik veel kilometers wil maken en er een weinig inspirerende weg voor me ligt die oneindig lijkt door te lopen. Heuvel op, heuvel af. Ik moet ergens links, maar wacht op de geschikte afslag. Uiteindelijk sla ik toch maar een gravelpad in. Redelijk vlak, redelijk fijne gravel; ik maak vaart! Na enkele kilometers zie ik een mist voor me. Ik weet dat er gecontroleerde bosbranden worden uitgevoerd en begin te twijfelen of het wel veilig is om hier te rijden. Maar nergens staat een waarschuwingsteken en ik ruik geen brand. Het blijkt echte mist. Frisse, laaghangende druppels die vanuit het struikgewas omhoog reizen, verlicht door de opkomende zon. Ik schiet over het gravel met een energie die ik de afgelopen week zo moest ontberen, en het lawaai dat mijn banden maken, doet een wallibi opschrikken die midden op de weg zat. Plaatje compleet; wat een magisch moment!

Kruispunt van oceanen
Zodra ik de eucalyptusbossen achter me laat, verandert het hele landschap. Ik fiets door het prachtige Cape Leeuwin-Naturaliste National Park, waar duinen, zandstranden, kalksteenkliffen en -grotten, bossen en wijngaarden elkaar in een kuststrook van zo’n 150 bij 50 kilometer afwisselen. Iedere tien kilometer is er wel weer een nieuw landschap dat ik bewonderen kan.

Het kruispunt van de Southern Ocean en de Indische Oceaan is nog zo’n magisch fenomeen, met aan de ene kant het grijswitte ijswater, en aan de andere kant een intens, tropisch blauw. Het National Park is een populaire trekpleister. Vergeleken met de zuidkust lijkt het wel een mierennest. Het duizelingwekkend aantal toeristische attracties begint dan ook al snel zijn charme te verliezen. Eigenlijk bezoek ik er géén, de vuurtoren op Cape Leeuwin niet, de grotten niet, en zelfs de wijnproeverijen niet. In plaats daarvan zit ik tevreden met een boek op het strand, of kijk ik geïntrigeerd naar de enorme dolines – kalksteengrotten waarvan het plafond is ingestort – met hun ‘gezonken’ bossen die mijn aardwetenschappelijk hart sneller doen kloppen.

Nadat ik Cape Naturaliste achter me gelaten heb, gaan de kliffen over in lange, witte zandstranden. Hier kan gezwommen worden, maar er zijn ook haaien. Hun vinnen scheren door het water, meters uit de kust maar duidelijk te zien. Ik bevind me op één van de drukste plekken langs de zuidwestkust die ik tot nu toe gezien heb, en naarmate ik Perth nader, wordt het er niet rustiger (lees: beter) op. Verkeer raast aan alle kanten langs me heen en ik word voor het eerst met een vol caravanpark geconfronteerd. Het fietsen gaat wel als een trein: vlak, wind mee, en geasfalteerde fietspaden, maar het begint ook al snel te vervelen. Na een week verkies ik daarom weer de gravelwegen boven het asfalt en vlucht terug de beboste heuvels in.

Perth Hills
In de laatste week nadert Perth sneller dan verwacht. Via de suburbs (gekkenhuis, chaos) maak ik daarom nog een uitstapje naar de Perth Hills. Dit klinkt als een uit de kluiten gewassen stadspark, maar het is in feite een 3,5 miljard (!) jaar oud opheffingsplateau dat tot de zuidkust van Western Australia loopt. Hoewel Perth op een halve dag fietsen ligt, lijkt de stad mijlenver weg. Het is schilderachtig mooi, met diep ingesneden dalen, kronkelende wegen en wijngaarden op de hellingen. Vlakbij het hostel waar ik mijn tent heb opgezet, is een dam gebouwd die sinds de 19e eeuw elektriciteit produceert en een belangrijke zoetwaterbron voor Perth vormt. Als ik het metershoge bouwwerk bezoek, word ik aangesproken door een fotograaf. Of ik in zijn reisgids wil. Ik hoef alleen maar even mijn T-shirt uit te trekken en in het stuwmeer te springen. Yeah right. No way.

De laatste dagen in de Perth Hills voelen een beetje alsof ik me in de bergen schuilhoud tot ik de stad mag binnenvallen. En dan volgt toch die laatste etappe: een kilometerslange afdaling over een oude spoorlijn, en van daar langs de Swan River het stadscentrum in. De verkeersdrukte die ik nog even moet trotseren om bij mijn hostel te komen, heeft nu wel iets vertrouwds. Ik heb mijn conclusie allang getrokken: Western Australia is een prachtig fietsgebied, niets brengt me nog van dat idee af.

Praktische informatie

Route:

Overnachting:

  • Op de Munda Biddi Trail is om de ongeveer 30 kilometer een bushcamp met een shelter (hier kun je met je matje en slaapzak zo in gaan liggen), een composttoilet, fietsenstalling en watertank.
  • In Western Australia zijn diverse bushcamps waar je voor weinig geld of gratis kunt overnachten. Er is altijd een composttoilet, en meestal zijn er ook picknicktafels, een barbeque en een watertank. (http://www.exploreaustralia.net.au/Stay/Campsites/Western-Australia)
  • Daarnaast zijn er diverse caravanparken. Deze zijn duur (20 dollar per nacht), maar comfortabel. Fijn als je wilt douchen en kleding wilt wassen.
  • Ik heb iedere nacht gekampeerd, maar er zijn ook diverse hostels (waar je overigens ook kunt kamperen) en hotels.

Transport:

  • Ik heb mijn fiets bij About Bike Hire gehuurd, een aanrader! Ik had mijn eigen Ortliebtassen mee, maar dit bedrijf verhuurt eventueel ook complete ‘Munda Biddi packages’ met fiets, achtertassen, stuurtas en kaartmateriaal. (http://aboutbikehire.com.au/)
  • TransWa biedt een busverbinding tussen Perth en Albany. De fiets kan gewoon onderin het ruim. (http://www.transwa.wa.gov.au/)

Op de Fietsvakantiewiki van de Wereldfietser is veel aanvullende informatie over fietsen in Australië te vinden.