Duitsland en Tsjechië: van Straubing naar Praag

De Deutsche Bahn dacht dat het wel een goed idee was om te gaan staken. Wij dachten van niet, want onze nachttrein naar München was geannuleerd. Een dag later dan gepland begonnen we met regionale treintjes aan een fiets-in-de-trein-vakantie naar Zuid-Duitsland.

Dat was de eerste uitdaging.

We wilden bergen dit jaar, plus een groter dan gemiddelde kans op zon. En het moest enigszins bereikbaar en goedkoop zijn, want we hadden maar acht dagen. Dus viel al snel de keus op Tsjechië. Omdat we een vrij strakke planning hadden, ging het fietsen vanaf München niet meer lukken. We begonnen onze reis in Straubing, een stuk naar het noorden. Vanaf hier wilden we via Nationaal Park Sumava, op de grens van Tsjechië en Duitsland naar Praag fietsen.

De eerste veertig kilometer waren makkelijk en voor inmiddels verwende fietsers als wij een beetje saai. Donauradweg. Gaap. Snel linksaf voor de eerste klim. Het viel me op dat we een redelijk ambitieuze combinatie van kilometers en hoogtemeters hadden, maar ik wilde niet zeuren. Naar Berlijn haalden we ook met gemak dagafstanden van 140 kilometer, dus nu zou het ook wel gaan. En het viel inderdaad mee. De eerste twee dagen klommen we het dal van de Donau uit, en gingen op en af door het Nationaal Park. Overal groen en vogels, gravel, ruisende riviertjes en kilometers kerstbomen. Zo nu en dan moesten we een adder ontwijken. Korte afdalingen werden afgewisseld door pittige klimmetjes, soms onverhard, of het fietspad verdween helemaal en we moesten onze fietsen over boomstammen en greppels tillen. Van 600 naar 1200 meter, weer naar 600, terug naar 1200, weer naar 600… Roeland en Evi stoven de hellingen op alsof ze op een elektrische fiets reden (zou het toch…?). Jasper zorgde voor back-up bij de notoire achterblijvers, Paul en ik, die in eigen tempo omhoog kropen. Maar ik genoot van mijn verzuurde spieren en verstokte ademhaling. In twee dagen fietsten we van Straubing via Deggendorf, Regen, Zwiesel, Bayerisch Eisenstein, Modrava en Kvilda naar Finsterau.

Toen kwam de tweede uitdaging.

Het valt me op dat er op iedere fietsvakantie wel íets moet gebeuren om de planning in de war te schoppen. Of het allemaal wat zwaarder te maken. Maar lange dagafstanden hadden we naar Berlijn al gehad, steile regenachtige klimmetjes in Yorkshire, en gesloten campings of kapotte fietsonderdelen waren ook geen verrassing meer. Om het spannend te houden, hadden ‘ze’ daarom iets nieuws bedacht: voedselvergiftiging.

Ik was al niet fit, dus ik was het eerste slachtoffer. Om vier uur ‘s nachts gooide ik er voor twee dagen aan onverteerd eten uit. ‘s Ochtends zat ik bij 25 graden in de zon te rillen op een kleedje. Donsjas aan, donzen slaapzak over me heen. Ik kon niet veel anders dan slapen. Gelukkig waren we nog in de bergen en konden de anderen zich uitleven op mountainbikepaden. De volgende dag werd Jasper geveld en ook Roeland en Paul voelden zich niet al te best. Evi was de sterkste schakel.

Toch fietsten we maar verder. Voor Evi en Roeland zag de dag er ongeveer zo uit: wat extra bagage van Mieke achterop, maar lekker heuvelafwaarts maakte dat niet heel veel uit. Heerlijk zonnetje. Af en toe een lekker klimmetje (toch nog een beetje uitdaging door die extra bagage). Jemig, moeten we echt élke tien kilometer stoppen? En hebben we maar 75 kilometer gefietst?
Voor Jasper en mij zag het er ongeveer zo uit: godzijdank we mogen weer dalen! Nog maar een rijstwafel. Kun je fietsen op drie rijstwafels en een appel? Goeie genade, moeten we daar omhoog? Zitten, liggen, slapen. Cola? Ik houd mijn water amper binnen. Weer liggen, ogen dicht. Nog één rijstwafel dan. Allejezus, hebben we evengoed 75 kilometer gefietst?

Paul fietste daar fluitend tussendoor en maakte zich traditiegetrouw niet echt ergens druk om.

In Horní Plána zetten we de tenten op en leerden we dat ‘vlak’ niets met hellingen te maken heeft, maar ‘trein’ betekent. Verder konden we weinig van het Tsjechisch maken. De volgende dag voelde ik me nog even beroerd, maar ik wilde niet achterblijven. Met een gevoel alsof ik drie nachten doorgehaald en een flinke kater had, reed ik heuvel op heuvel af. Dat laatste ging nog wel. Gelukkig ging het steeds meer heuvelaf omdat we het bergachtige grensgebied achter ons lieten. Via de historische stadjes Český Krumlov en České Budějovice reden we naar een rustige camping in Hluboká. Een aanrader voor wie een beetje van de voormalige Sovjetsfeer wil proeven: na zes formulieren, handtekeningen, alles overtikken in de computer, controle, dubbelcontrole, carbonpapier en wat extra gehannes omdat je de taal niet spreekt, ben je zo’n drie kwartier later ingeschreven. ‘s Avonds werd ik nog even op het matje geroepen, want ik had het nummer van mijn identiteitskaart niet goed ingevuld. Lachen.

Met 140 kilometer achterstand en nog één fietsdag gingen we Praag niet redden. Tenminste, niet met mij en Paul (die inmiddels ook ziek was) als aanhangsels. En stiekem vonden wij het ook niet heel erg om met de trein te gaan. Dus reden Evi, Roeland en Jasper vol goede moed de camping af voor de laatste etappe, terwijl wij na 20 kilometer een station opzochten. Voor nog geen tien euro stonden we 2,5 uur later met de fietsen op Praha hlavní nádraží (hier ben ik heel trots op, want ‘Praag hoofdstation’ zijn naast ‘pivo’ (bier), ‘voda’ (water) en het eerdergenoemde ‘vlak’ de enige Tsjechische woorden die ik onthouden heb). We reden over een met wandelaars, hardlopers en skaters bezaaide boulevard langs de Moldau de stad uit naar een camping waar we de rest weer zouden treffen. Die bleven iets langer weg dan verwacht. Dan ze zelf ook hadden verwacht. 170 kilometer in plaats van 140. Bikkels! En ik had alleen maar het Tsjechische woord voor ‘hoofdstation’ geleerd!

De volgende dag fietsten we over dezelfde boulevard weer terug de stad in. Praag is prachtig, maar ook een beetje een fietsdrama. De stoepen waren te druk, de weg was een ware verkeersopstopping. Er bleef weinig tijd en energie over om de stad te bewonderen. Maar dat was niet erg, want we we waren eigenlijk allemaal wel tevreden. De zon scheen, we hadden een goed boek, we hadden elkaar. En de nachttrein reed weer! In een strook groen voor Praha hlavní nádraží (Yeah!) verorberde ik de eerste serieuze maaltijd in vier dagen. (Het meisje bij de Burger King: ‘víjf double steakhouse burgers?!’. Ik: ‘Ja, graag’. Het meisje (grote ogen): ‘Víjf?!’ Wist zij veel dat we met zijn vijven waren.)

Paul bleef nog twee weken in het zuidoosten van Europa. Met zijn vieren en twee Franse vrouwen treinden we terug. Onze luxueuze zespersoons slaapcoupé was zo ruim, dat we het al snel benauwd kregen en besloten dat we beter de fietsen gezelschap konden houden. Die hingen in een goedgeventileerde wagon geduldig te wachten terwijl ze half Europa doorkruisten.

Treinreizen vind ik nog steeds even magisch als fietsreizen. Onderweg zijn is als in een vacuüm zitten, vrij van tijd en ruimte. En toch weet je zeker dat je uiteindelijk een bestemming bereikt. Tot die tijd kun je heerlijk rusten.