Resetten in de Eifel: het driedageneffect

Buitenleven wordt verslavend en het went. Mijn rugzak of fietstassen staan de laatste tijd al half ingepakt, in een uur kan ik weg zijn. Ik september fiets ik naar het noorden van Schotland, maar dat lijkt nog zo ver weg. Gelukkig kon ik afgelopen maand twee keer naar de Eifel om te wandelen en mijn nieuwe tarp te testen.

Volgens de National Geographic kunnen we niet zonder wildernis (of gecultiveerde natuur, voor het principe maakt het niets uit). Natuur doet iets met je hersenen. Een poster van een boslandschap is al genoeg om te ontspannen. Maar je hebt drie dagen wildernis nodig om echt te resetten. Dat betekent in kantoortaal een verhoogde productiviteit. Je zou ook kunnen zeggen dat je zintuigen weer aan gaan (je hoort en ziet scherper) en je voelt je helderder en gezonder. Een lang weekend zou daarom net genoeg moeten zijn om de dagelijkse gekte te ontwennen.

Het eerste weekend liep ik met een groep aardwetenschappelijke vrienden rond Manderscheid in de Vulkaaneifel. Het tweede met Jasper van Heimbach naar Kall in het dal van de Roer en de Urft. Twee keer wandelen, buitenspelen en wildkamperen. De Eifel is niet spectaculair, maar er zijn genoeg verlaten bossen waar je je ‘s nachts kunt verstoppen, smalle riviertjes die je kunt overspringen en diersporen die je kunt volgen. We kookten gezonde groentenmaaltijden op een gasbrander, zetten brandnetelthee en deden de afwas in een beek.

Dit eerste weekend was vooral een bevestiging van mijn verslaving. Een vriend die nooit eerder een trektocht had gedaan, merkte op hoe alles zo vanzelfsprekend leek als wij het deden. En dat is precies hoe kamperen de laatste tijd voelt, alsof het vanzelf gaat. Zoals je na wekenlang klooien op je gitaar opeens dat liedje onder de knie hebt, kun je ook buitenleven onder de knie krijgen.

Het tweede weekend lette ik iets meer op het drie-dagen-reseteffect van het artikel. Werkte het echt? En zou ik het herkennen als het zover was? De eerste dag was er duidelijk meer wildernis in mijn hoofd dan daarbuiten. De ontspanning was al in de trein in gang gezet, maar het productiviteitsdenken voerde nog de boventoon. Het plan was:

  1. de omgeving verkennen;
  2. de meest spectaculaire wildkampeerplek vinden en daar twintig foto’s van maken zodat ik die op facebook kon delen en op mijn blog kon schrijven dat wij echte wildkampeerpro’s zijn;
  3. één worden met de natuur.

Wij bleken echte wildkampeerpro’s. Op twee uur lopen van het treinstation was een klein schiereiland met de ruïnes van een Romeinse vesting. Het pad er naartoe was totaal overwoekerd, maar daarachter openbaarde zich een paradijs van bedauwde mosrotsen en een verlaten kiezelstrandje. Daar konden we tot zonsondergang zwemmen, koken en over het meer uitstaren. Vlak voor het donker klommen we langs de rotsen omhoog, installeerden ons kamp en zagen de laatste zonnestralen achter de tarp verdwijnen. De twintig foto’s waren allemaal even prachtig.

De tweede dag moesten we kilometers maken. Van de stilte van het bos liepen we de drukte van een toeristisch wandelgebied in. Een gigantische stuwdam, een door de Britten ontruimd dorp dat er nu spookachtig uitzag en een nationaalsocialistische militaire basis met uitkijktorens en musea. Al wandelend merkte ik iets bijzonders. Ik wilde niets bezoeken, geen bordjes lezen of entreekaartjes betalen voor iets vermakelijks. Ik wilde er alleen toevallig langskomen en met bewondering naar kijken.

Toen was eindelijk die magische derde dag aangebroken, maar het hallelujamoment wilde maar niet komen. Ik was moe en een beetje misselijk van een schnitzel met patat. We hadden op dag twee zoveel gelopen dat we al bijna bij Kall waren, dus we moesten rustig aan doen. Wachten, stukje lopen, eten, stukje lopen. Tegen het einde van de middag zochten we een kampeerplaats. Daar stuitten we onverwacht op een zonovergoten veld vol bloemen en krekels, met daarachter een verborgen rivierdalletje. Het was heel idyllisch, maar nog steeds niet genoeg voor het resetwonder. Ik was de hele avond chagrijnig en wilde alleen zijn, niet praten en mijn hersenen in een serene staat van gelukzaligheid dwingen.

De theorie werkte niet.

De volgende dag moesten we in Keulen drie uur overstaptijd doden. De stad was gezellig en ik had zin om een stuk te wandelen. In de trein ergerde ik me niet eens aan twee superdomme Amerikanen (mijn vooroordeel, ongetwijfeld). En we stapten uit in Amsterdam tijdens spitsuur, maar zelfs dat was goed te doen. Ik voelde me vooral heel erg gelukkig en levendig. Terug in de drukte merkte ik dat die herstelknop wel degelijk was ingedrukt.

Ik geloof graag in wildernistheorieën die mijn levensstijl bevestigen. Maar natuurlijk deugt dit experiment wetenschappelijk gezien van geen kant. Drie dagen ontspannen in Centre Parks of avonturenfilms kijken zouden hetzelfde effect kunnen hebben. Gelukkig heeft de wetenschap het bomen-zijn-relaxed-bewijs al geleverd. Ik zie het als een schone taak om dat bewijs naar de praktijk te vertalen.

Of ik nu ook productiever ben, valt trouwens te betwijfelen. Ik wil alleen maar meer naar buiten.