Duitsland: In de Harz over de Hexenstieg

De Harz is onder Nederlanders niet zo bekend. Het is het noordelijkste gebergte in Duitsland, een beetje schuin links onder Berlijn. Een wandelroute van 97 km, de Harzer-Hexenstieg, verbindt oost en west. Het is een bijzondere route. In de zomer ziet het hier zwart van de mensen die als Hans en Grietje een soort kruimelspoor van toiletpapier achterlaten. Maar in het magische najaar zijn vooral de natuurliefhebbers en rustzoekers over. De honderden kleine bergpaadjes langs dekens van mos, hoogvenen, kale toppen en snelstromende riviertjes liggen er dan ontspannen bij.

Ik begon in Thale, aan de oostkant van de Harz en eindigde op een camping in het Polstertal bij Altenau. Het startpunt was direct een van de mooiste delen van de route, door een diepe rivierkloof, trappetjes op, rotsige paden. Tijdens een lange pauze kookte ik water voor instant sate bami. Ondertussen kwam de zon achter de rotswand vandaan om het hele dal herfst te kleuren. En al na twee uur wandelen leek het alsof ik uit een lange zomerslaap kwam. Hoe dat voelt? Fris, wakker, zin om een dubbele triathlon te doen, zoiets. Aan het einde van de middag vond ik achter een muur van sparren een goede plek voor mijn bivakzak.

Geleidelijk ging de route omhoog de bergen in. Het was warm en droog, makkelijk kampeerweer. Ik zocht de rust en de vrijheid van het wildkamperen, maar de avondschemer was ook het moment waar ik steeds tegenop zag. Ik was bang dat iemand me zou zien en weg zou sturen. Laat het donker maar snel komen, dacht ik, zodat ik me er onder kan verschuilen.

Het liefste was ik dag en nacht doorgelopen. Vermoeidheid ging goed samen met een groeiende wildernisenergie. Verlangen en wilde ideeën kwamen en gingen terwijl ik over de grindpaden naar een camping afdaalde, waar een groep wandelaars kampeerden en we in de warme keuken twintig verschillende buitensportmaaltijden stonden te bereiden.

Met veel zin beklom ik de Brocken, de hoogste berg (1141 m) van Noord-Europa. Op de top staat een gedrocht van een toren, veel te groot en rechthoekig om een beetje poëtisch in het landschap op te gaan. Maar gek genoeg heeft ook dat zijn charme.

Het was de hele week al stralend weer, maar nu regende het. Drijfnat kwam ik boven in een dichte mist waar de stormwind me bijna weer van de berg af joeg. Maar er was patat met schnitzel, en dat wilde ik. Het uitzicht was spectaculair, maar er zat mist voor. De stoomtrein die naar de top rijdt was spectaculair, maar daar zat ook mist voor. Dus na een uitgebreide lunch ging ik over DDR-rijplaten weer naar beneden. Dat was ook spectaculair, hoor. Het idee dat hier ooit een muur stond die een heel continent in tweeën splitste. Onvoorstelbaar.

Mijn bergtopeuforie kwam vlak voor zonsondergang toen ik naar een rotsige plek op 800 meter was geklommen. Vanaf daar zag ik de dag in de duisternis verdwijnen. De sterren gingen aan en de dorpjes in het dal lichtten op.

Daarna ging het heuvelafwaarts. Met een steeds lichtere rugzak gleed ik over granietscherven en boomwortels omlaag. De route volgde een stelsel van kleine kanaaltjes en waterwerken, eeuwen geleden gegraven voor de mijnbouw. Er waren moerassige vennetjes met vlonderpaden erlangs. Ik vroeg me af waar de heksen waren, maar die hielden zich gedeisd zodat ik in alle rust naar de eindcamping kon, me in een wijnvat-trekkershut kon terugtrekken, de kilometers in mijn benen kon navoelen.