Een blokje om met storm Bella

Storm Bella kwam precies op het moment dat we een wandeltocht gepland hadden, de dag na kerst. Ik had mijn rugzak al klaarstaan en was me mentaal aan het verheugen op het noodweer. Eriks vader zette ons in Veenhuizen hoofdschuddend uit de auto en vanaf daar was het maar een halfuur lopen naar het winderige Fochteloërveen. Met de wind en de regen vol in ons gezicht staken we de zompige vlakte over.

We hadden een route van 40 kilometer gemaakt naar een natuurkampeerterrein op de grens van Friesland en Drenthe. Daar zouden we overnachten en de volgende dag via de Friese polders weer terug naar huis wandelen. Het kampeerterrein was onbemand maar er zou ergens een sleutel zijn – we hadden een aanwijzing dat we bij een huis moesten aanbellen – en daarmee konden we het toiletgebouw openen. Het voelde voor mij als wildkamperen maar dan zonder de vrijheid van gewoon ergens kunnen gaan staan. Ik deed mijn best om me er niet al te druk over te maken.

Na het veen schuilden we in een vogelkijkhut om weer op kracht te komen. Een kolonie van zo’n 200 doodnormale Hollandse slooteenden dobberde voor de hut met hun kop in de wind. Ze zagen er niet erg gelukkig uit. Pas toen we de hut verlieten en over een dijk tegen de wind in banjerden, voelden we de storm tot op het bot. Mijn jas sloeg licht door en mijn wanten waren zijknat en koud. Ik vond het niet leuk meer, tot we bij de brug kwamen.

De brug was een lang vlonderpad waar het water gretig overheen klotste. Aan het einde waren wat planken verdwenen waardoor je door een plas moest waden. De windstoten waren zo sterk dat ik een paar keer bijna van de brug geblazen werd. Ik stond dan een halve minuut stil tot de wind weer wat afzwakte en schuifelde verder over het natte dek. Op het laatste stuk was ik blij dat ik voor het eerst in tien jaar de moeite had genomen om stevige, waterdichte wandelschoenen te kopen in plaats van de hyperlichte trailrunners waar ik normaal op loop.

Pas in het Drents-Friese Wold konden we weer een beetje op adem komen. De wind werd door de bomen tegengehouden of verschool zich achter de lage stuifzandduinen. Nat en moe kwamen we vlak voor zonsondergang bij het natuurkampeerterrein. Er was niemand, de mensen bij wie we de sleutel moesten halen waren niet thuis en er hing nergens een aanwijzing hoe we dan wel aan die sleutel moesten komen. Dat was allemaal niet zo’n probleem want er was droog hout voor een vuur en we konden de tent opzetten, alleen was het water afgesloten. Om de wintervoorziening, een pomp met een hendel, zat een groot slot.

We verdeden een uur met toch die sleutel zoeken, het terrein verkennen en water halen bij stacaravans die op een park verderop stonden. Ik moet eerlijk bekennen dat ik het zat was en een beetje liep te dralen terwijl Erik overal aanklopte en het vuur aan de praat kreeg, waar ik me dan weer lullig over voelde. In de nog steeds onophoudelijke regen zaten we voor de vlammen. Ik probeerde tevergeefs het vocht uit mijn handschoenen te stomen die pas twee dagen later weer helemaal droog zouden zijn.

We evalueerden hoe het de volgende keer beter kon, vooral door andere handschoenen mee te nemen en een wollen trui. Maar storm blijft een van de moeilijkste omstandigheden. De combinatie van regen en wind maakt het veel guurder dan de thermometer doet geloven en als je intensief beweegt, wordt het ook weer snel te warm waardoor je gaat zweten en vervolgens weer sneller afkoelt. Ook merk ik dat Erik en ik het beide slecht doen op natte kou. Onze lichaamsbouw en stofwisseling koelen ons veel sneller af dan ik bij mensen om me heen zie gebeuren die in hetzelfde weer bij wijze van spreken nog in een korte broek lopen. Na 30 jaar kamperen heb ik het nog steeds niet in de vingers. Misschien wordt het nooit echt comfortabel.

Pas in de tent kwam het grote genieten weer terug. De regen tikte gezellig op het dak, we lagen droog en de dikke donzen winterslaapzakken deden hun werk. Om vier uur ‘s ochtends werden we gewekt door een haan. We vonden dat wat vroeg. Een paar uur later kwam de zon op en was de lucht strakblauw. De storm was voorbij.

Ik at een bevroren banaan, wrong mijn handschoenen nog eens uit en zette thee. Erik schraapte de nachtvorst van de tent. Het kampeerterrein bleek met veel liefde voor natuur onderhouden, niet toegankelijk voor auto’s, met hoge bomen en beschutte veldjes die net wat hoger lagen dan de modderige paden. Het bos om ons heen bruiste van de vogels en bij de kampvuurplaats zaten drie spechten tegen een boom te hameren.

Via Frankrijk en Egypte liepen we terug naar het noorden, waar we verrast werden door vennetjes en bosperceeltjes die als paaseieren in het Friese polderlandschap verstopt waren. Het mooiste was het Diakonievene, waar de zon over een bladstil meer scheen.

Eind oktober maakten we een goed voornemen om elke week een nacht buiten te slapen in de bivakzak of de tent. Dat lukt niet altijd, maar na deze tocht hebben we wel weer wat outdoorpunten verdiend. De rest van de kerstvakantie kijken we avonturenfilms voor de houtkachel in Eriks ouders huis.

Eén reactie op “Een blokje om met storm Bella”

  1. Carla de brieder avatar
    Carla de brieder

    Nou Erik en Mieke, van ons krijgen jullie er 2 outdoorpuntjes bij!!

Ontdek meer van Dichter bij de grond

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder