Sinds het begin van de coronacrisis lonkt alles wat enigszins als buitenland voelt. Of in ieder geval een afleiding is van het dagelijkse gedoe. Permanent samen thuiswerken in een eenkamerappartement gaat boven alle verwachting goed. Een huis bouwen is meestal leuk. Maar na maandenlang praktische blabla en veel stres ben ik nogal moe. De inspiratie om iets te ondernemen is laag, de winter duurt te lang, ik breng teveel tijd achter een beeldscherm door. Werken lukt plotseling niet meer, ik vergeet alles en slaap alleen maar, hele dagen achter elkaar, tot na een week of twee mijn hersenen langzaam herstellen. Om weer een beetje tot leven te komen, ga ik wandelen.
Het Krijtlandpad
Ik ga naar Zuid-Limburg omdat daar stenen zijn en ik de mensen niet versta. Vanaf Maastricht loop ik drie dagen over delen van het Krijtlandpad met mijn lichte 40-liter rugzak, een tent, kookspullen en een zak vol eten. De route heuvelt over het plateau van Margraten, langs de Belgische grens en de Geul. De lange versie gaat naar het drielandenpunt, ik doe de korte versie met een afsnijroute langs de Gulp.
Op dit soort tochten neem ik altijd een verlichtend boek mee, net als vorig jaar in de Hoge Venen. Deze keer haal ik er vijf minuten voor vertrek een beetje lukraak een uit de kast, The Soul of a Pilgrim van Christine Valters Paintner.
Ik ben in eerste instantie zo moe dat ik geen letter kan lezen en in de trein overweeg ik om het maar in de papierbak te gooien. Al die woorden, al die ballast. Was het idee van deze tocht niet om mijn hersenen een adempauze te geven?
Uiteindelijk houd ik het toch omdat de hoofdstuktitels me aanspreken: The practice of hearing the call and responding. Packing lightly. Making the way by walking. Acht hoofdstukken, acht buitenmeditaties. Ik doe er elke dag een, scheur de bladzijden eruit die ik heb gehad, laat die in prullenbakken door heel Zuid-Limburg achter en bewaar de rest voor later.
Dag 1 – Hearing the call and responding
Dag 1 begint met een rivieroever vol daslook. Om het zeker te weten, graaf ik een plantje uit, want nu hij nog geen bloemen heeft lijkt hij verdacht veel op het giftige lelietje-van-dalen. De daslook heeft knolletjes, geen wortelstok zoals het lelietje. Soms staan ze door elkaar. Nadat ik het zeker weet, durf ik ook de knoflookgeur te vertrouwen die in het dal hangt.
Zodra ik in een natuurlijke omgeving wandel, is alles weer goed. Het is elke keer magie hoe de mentale problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Al toen ik vijftien was schreef ik in mijn dagboek: mocht ik ooit overspannen raken of depressief worden, dan moet ik mijn spullen pakken en de natuur in trekken.
Als ik wandel, overzie ik ook wat er in mijn hoofd steeds weer misgaat. Er zijn een paar dingen die ik al heel lang heel graag wil en die met onze verhuisplannen weer een stap dichterbij komen:
De natuur in trekken
Met de elementen leven
Wilde planten verzamelen
Voedsel verbouwen
Kunst maken
Wortelen op een plaats
Ik weet wel wat ik nodig heb, alleen als ik het doe komt er vaak paniek bij, en dat is wat ook de afgelopen weken gebeurde. Dat komt omdat de dingen hierboven niet vanzelfsprekend zijn in onze samenleving, dus als ik ze wil doen, moet ik daar veel moeite voor doen, tegen de stroom in zwemmen en grote keuzes maken, zoals minder werken, goedkoop wonen, vertrouwen op Erik en vertrouwen op mezelf.
Ik ben op een punt beland waarop dat kan, dus ik heb nu mijn appartement verkocht, we bouwen een nieuw huis en ik heb tegen iedereen die het wilde horen gezegd dat ik een andere baan ga zoeken. Maar er is ook altijd een keerzijde van zoveel enthousiasme en ondernemingslust. Want ik heb een permanent angstige, planmatige geest die het gevoel heeft dat alle zekerheden die er ooit waren in mijn leven op elk moment kunnen verdampen. En zo is er een hoop tegelijk: diep geluk en grote vermoeidheid.
Wat me helpt, is niet een ‘het komt allemaal wel goed’ maar de realisatie dat er geen weg terug is. Het enige wat ik kan doen, is verderlopen op het pad dat ik allang op ben gegaan. Het is onvermijdelijk dat we de natuur in trekken, een afwijkend huis bouwen en dat ik van baan verander. Dat geeft rust. Met wandelen besef ik me weer hoe simpel het is om te gaan, dat eenmaal onderweg de problemen zich vanzelf oplossen en dat ik achteraf altijd met een goed gevoel thuiskom.
Het Limburgse landschap is een verademing na het dagelijkse rondje polder van thuis. Mijn schoenen zijn al snel wit van de kalksteen. De uitzichten van bovenop de heuvels geven het gevoel alsof heel Europa plotseling weer binnen handbereik is. Het gaat me niet om het reizen, het gaat me er om dat de plek waar ik me thuisvoel – de natuur – gewoon binnen handbereik blijkt te zijn, wat er ook gebeurt.
Dag 2 – Packing lightly
Na de tourist trap die Valkenburg heet – een sneue winkelstraat vol advertentieborden met coffee to go – pluk ik brandnetels voor bij de pasta met worst. Ik slaap in de boomgaard van een boerderij en word vroeg in de ochtend wakker van slagregens op de tent. Tevreden lig ik naar het noodweer te luisteren terwijl ik thee drink en het weer lukt om wat letters te lezen.
Ik denk dat dit hoofdstuk niets te maken heeft met ontspullen en consuminderen. Toch merk ik weer hoe vrij ik me voel met alleen die lichte rugzak.
Nee, dit hoofdstuk gaat over loslaten. Na een onstuimige nacht trekt de wind verder aan tot een echte storm. De hele dag ploeter ik er tegenin op die hoge, kale grasvlakten van het plateau van Margraten. Hagelstenen waaien mijn capuchon in. Mijn hersenen worden eruit geblazen en nadenken lukt dan niet echt meer. Geen filosofische gedachten, zorgen of twijfel. En dan voel ik pas goed hoe moe ik ben. Laat het ook maar, denk ik. Laat me maar lekker moe zijn.
Wat zo fijn is aan Limburg, zijn de zand- en grindwegen. Vrijwel alle tussendoorwegen zijn onverhard, en op onverharde paden vertraagt de wereld vanzelf, zijn er zo goed als geen auto’s en word je zonder veel moeite onderdeel van het landschap.
Als ik op een boomstronk langs de Gulp zit uit te rusten, steekt aan de overkant van het water een hermelijn zijn kop boven het gras uit. Hij maakt grote sprongen, staat stil op zijn achterpoten, kijkt schichtig om zich heen, tot hij uit het zicht is. De dag is lang, ruim twintig kilometer klimmen en dalen. Maar aan het einde is een natuurkampeerterrein op de grens met België. Ik slaap als een zeekomkommer.
Dag 3 – Making the way by walking
De laatste dag loop ik het romantische Savelsbos vol bloemen binnen. Ook hier zijn de hellingen bezaaid met daslook. Er zijn ook sporen van oeroude bewoning: vuursteenmijnen, kalksteengroeves. Ik ben van de route afgeweken om terug naar Maastricht te gaan en daardoor moet ik steeds op mijn telefoon kijken. Dat is irritant. Want als ik dat doe, ben ik uit de vrijheid en de ruimte van het landschap en terug in controlemodus. Ga ik nog goed? Hoe ver is het nog? Hoe laat is het? Ook is het hier een stuk drukker waardoor ik me niet echt comfortabel voel. Het is zonnig en heel Maastricht stroomt in het natuurgebied leeg.
‘Er zijn twee manieren om te leven’, lees ik in mijn boek, ‘alsof alles betoverd is, of helemaal niets. Er zit niks tussenin, je kunt geen verdeeld leven leiden’.
Maar verderop lees ik ook dat er niet één juiste weg is. Ik dacht vroeger dat er zoiets bestond als je ware zelf, en dat alles vanzelf zou gaan als je die gevonden had. Nu begrijp ik dat er wel iets is dat je een ‘waar zelf’ zou kunnen noemen, maar dat het juist moeilijk wordt als je die gevonden hebt. Want er is dus geen weg. De weg maak je door hem te bewandelen. En wandelen kost energie.
Maar het is ook mooi. Een winterkoninkje is met veel natuurlijk lawaai eten aan het verzamelen. Als ik wat langer stilsta, zie ik ook een ree. Hij kijkt me een paar seconden aan en gaat er dan vandoor.
Twee weken later ben ik nog steeds nerveus en moe maar ook blij en ontspannen. Het leven gaat weer even niet vanzelf en dat is geloof ik precies waar de magie zit.




