Afgelopen week zou ik in Schotland gaan fietsen, maar ik was niet fit genoeg. Het valt me tegen hoe lang de effecten van een zwangerschap blijven hangen en omdat ik me permanent moe en overvraagd voel, had ik ook geen zin om te trainen. Maar de boottickets waren al geboekt en Erik en Heike zouden meereizen. We besloten toch te gaan en Schotland als reset te gebruiken van alle drukte van de afgelopen maanden. Want werk, het huis, baby en de rest van het leven bezorgden ons nogal wat spanning. Daarom scheepten we in IJmuiden met z’n drieën in om ons naar het land van de ruige kusten over te laten varen.
Op vier uur reizen van Newcastle ligt het eiland Arran aan de Schotse westkust. Het is relatief klein maar groot genoeg om van alles wat te hebben: rotskust, zeehonden, highlands en een eenvoudige busdienst die zo’n vier keer per dag een rondje om het eiland maakt. Hier had ik ouderwets ambitieuze wandelroutes gemaakt, berg op, berg af, weer of geen weer, en aardig wat kilometers, met die bus in mijn achterhoofd. Ik had op twee plaatsen een b&b en een hostel geboekt, twee nachten aan de zuidkant van het eiland en twee nachten in het noorden. Als Heike onderkoeld raakte of mijn gedegradeerde beenspieren het begaven, konden we ons altijd nog naar onze bestemming laten rijden.
De eerste dag wandelden we achttien kilometer van de veerhaven naar Whiting Bay op het zuidelijke deel van het eiland. Iedere keer wanneer we een berg beklommen, zagen we de zee. In de diepte lag Holy Island, een rots vlak voor de kust van Arran waar een Tibetaans klooster is en verder alleen zeemeeuwen leven. Op een hooggelegen landweggetje tussen de koeien gaf ik Heike de borst. Ik dacht: wat is het toch fantastisch om een zoogdier te zijn. We hadden verschrikkelijk veel mazzel met het weer. Het was grijs maar zacht en droog, en dat zou het de hele week zo’n beetje blijven.
Reizen met baby Heike blijft mooi. Aan de ene kant is het totaal onvoorspelbaar, waar ik erg nerveus van word, maar aan de andere kant lijkt het me eenvoudiger dan met een peuter of kleuter. Zolang je Heike op tijd eten en drinken geeft, kun je haar in een draagzak overal mee naartoe slepen. Ze valt dan vanzelf in slaap, wordt blij weer wakker en is erg tevreden dat ze de volle aandacht van haar beide ouders krijgt. ‘s Avonds is het haar om het even of ze op een slaapmatje of in een kinderbedje ligt. Ze wordt rond drie uur ‘s nachts een keer wakker voor melk en verder hebben we geen kind aan haar. Met Heike op pad zijn is veel simpeler dan thuis blijven.
We bezochten zeegrotten die in de zandsteenkliffen waren uitgesleten. Ik had verwacht dat Arran een ongelooflijk toeristisch eiland was – een beetje zoals de Lofoten – en dat er voor dit soort grotten een groot toegangshek stond waar je twintig pond moest betalen om er vanaf een overspoelde parkeerplaats met een treintje naartoe te mogen rijden maar er was niets van dat alles. We moesten vier kilometer lopen over een golfbaan en langs een steil kustpad. Bij de grotten troffen we een handjevol mensen in regenpak en met zelfgesmeerde broodjes in de rugtas.
We dachten lang na waarom Arran nog niet door toerisme was verpest, want het heeft alles wat een vakantiebestemming aantrekkelijk maakt. Uiteindelijk vonden we ergens een beleidsdocument dat wat verheldering gaf: de veerboot is onvoorspelbaar en vaart vaak niet, er is onvoldoende personeel om de hotels en restaurants draaiend te houden, de wegen zijn matig en er is weinig vermaak. Daardoor is alles een beetje vervallen, of gewoon zichzelf gebleven, zijn de mensen nog vriendelijk, of gewoon zichzelf gebleven, en rijdt de bus nog steeds op overheidssteun. Het heeft, kortom, alles wat het voor ons aantrekkelijk maakt.
Na wat wandelingen langs de kust en in het zuidelijke heuvelland, troffen we in het noorden een echte wildernis-in-miniatuur, want maximaal twintig bij twintig kilometer maar wel met flinke bergen, en daar werd het voor het eerst met kleine Heike iets te ruig. Het gesteente piekt er de wolken in en er hangt permanent zo’n donkere highland-dreiging van regen en kou. Ik had er wel een paar dagen willen rondzwerven. De glens, of dalen, vlamden van de herfstkleuren. Kleine kromme berkjes stonden zichzelf in de wind overeind te houden en de zwarte rotsen dropen van het eeuwige hemelwater.
We wandelden van het plaatsje Brodick door Glen Rosa naar Sannox, eerst heel onschuldig over een zonovergoten breed grindpad, maar de weg werd steeds smaller en steiler, tot we op een scherpe richel stonden met donkere wolken om ons heen en de weg terug wel heel oncomfortabel werd. Voor het eerst hadden we serieuze regen. Ik dacht dat we dat wel twee uurtjes konden lijden, dan zouden we weer bij de bus zijn. Heike zat in een waterdicht pak, wijzelf hadden nooit echt problemen met nattigheid gehad. Maar de rotsen werden nogal glad, het pad veel te steil en de afdaling daardoor twee keer zolang omdat we voorzichtig wilden zijn. We realiseerden ons dat we de bergen onderschat hadden en we voelden ons sukkels.
In Lochranza, een pittoresk plaatsje op de noordpunt van het eiland, hielden we het daarom opnieuw bij kustwandelingen met uitzicht op de bergen, in plaats van er weer in te trekken. Toch stelde ook dat niet teleur. In de lokale baai lagen tien zeehonden ons aan te kijken en een stukje verderop was een bijzonder geologisch fenomeen, Hutton’s Uncomformity, een samenspel van twee typen scheefgestelde gesteenten die een van de eerste bewijzen vormden voor de miljarden jaren ouderdom van de aarde. Als geschoold Aardwetenschapper ging mijn hart daar toch een klein beetje sneller van slaan.
Onwetend zat kleine Heike gras te eten in haar waterdichte pak en tegen de ramen van de bus te slaan, zoals baby’s neigen te doen. Voor haar was alles even bijzonder, van de immens grote zee, die ze nog nooit had gezien, tot de afwijkende vorm van de Engelse stopcontacten, waar ze niet aan mocht komen. Ik voelde de zenuwen van de afgelopen weken langzaam neerdwarrelen. We droomden dat we op een eiland als deze leefden, en wat we daar voor maatschappelijk relevants zouden doen om er een beetje bij te horen. We droomden over alle plekken waar we Heike nog mee naartoe konden nemen nu dit zo’n succes was.
Toen we in de veerhaven kwamen, hoorden we dat onze boot de laatste zou zijn die voorlopig zou varen. Vanwege wind uit het oosten waren de golven in de haven te hoog om nog veilig aan te kunnen meren. Dat bedoelden ze dus met die onvoorspelbare dienstregeling. En ik dacht: jammer. We hadden hier uit totale overmacht nog een paar dagen kunnen blijven.









6 reacties op “Een ruige Schotse herfst”
Prachtig eiland. Deze zomer hebben we het rond gefietst. En inderdaad niet toeristisch.
Goeie reis voor jullie geweest. Chapeau!
Oh meid wat fijn om te lezen dat jullie alle drie zo genoten hebben🥰
Bedankt voor je leuke openhartige verhaal :-)
Mooi geschreven!
Dank je!