Het liefste trek ik met niks de natuur in maar in de praktijk kan ik niet zonder basisuitrusting, dus een rugzak vol spullen. Lichte spullen zijn makkelijk mee te nemen, maar eten is altijd een beperkende factor. Het probleem (de uitdaging?) met lichtgewicht en minimalistisch reizen, is dat eenvoud alleen kan bestaan bij de gratie van een economisch systeem of de natuur. Wie met weinig spullen reist, is afhankelijker van voorzieningen zoals supermarkten en restaurants. Voor wie lange tijd in het bos wil blijven, blijft alleen de tweede optie over: de natuur. En om van de natuur te kunnen leven, heb je veel kennis en vaardigheden nodig.
Voldoende eten verzamelen in de wildernis is niet zo eenvoudig. Daarom stond ik afgelopen weekend tussen de distels in een zonovergoten park in Tilburg. Iemand zei: ‘distels zijn lekker’. Wat later zaten we in een speeltuin look-zonder-look te snacken.
Jagen of verzamelen
Er zijn grofweg twee manieren om aan wildernisvoedsel te komen: jagen en verzamelen. Ik had al eens een poging gedaan om pissebedden en mieren te eten. Veel eiwitten en suikers, heel aantrekkelijk. Ik leerde vallen en strikken maken, visnetten knopen en stond tijdens een survivaltraining een kip te slachten. Maar dieren doodmaken, hoe klein ze ook zijn en ondanks dat ik geen vegetariër ben, is steeds weer een traumatische ervaring. Ik kan het wel, vooral als ik honger heb, maar ik ben er niet geschikt voor, zoals andere mensen niet geschikt zijn om – ik zeg maar wat – op een podium te staan of kinderen op te voeden. Dus ik dacht: tot ik een reisgenoot vind die dat wel kan, neem ik de eetbare planten voor mijn rekening. En om die planten in mijn systeem te krijgen, schreef ik me in voor een jaartraining eetbare planten.
Zo belandde ik niet alleen in dat zonovergoten park, maar ook onbedoeld achter het aanrecht. Kleefkruid is een van de weinige wilde planten waarvan je grote hoeveelheden kunt eten, en ik ging proeven. Volgens het internet moet je het vlak voor de bloei oogsten, in mei, geen idee waarom. Omdat maart het nieuwe mei is, dacht ik dat het nu ook wel kan. Volgens de wildplukwiki worden jonge scheuten in de winter toegevoegd aan soepen, stoofschotels en omeletten. Ik vond een paar takjes in een half litertje water wel voldoende culinaire uitspatting. Na een minuutje koken was de kleef uit het kruid en mijn maaltijd klaar. Smaakt naar spinazie.
Voldoende voedingsstoffen?
Het komende jaar zit ik elke twee weken in de klas en in het veld om planten (bladeren, wortels, noten, vruchten) te leren herkennen en gebruiken. Gaat dit me helpen om lichter en zelfvoorzienend te reizen? Een klein beetje. Ik leerde al snel dat je kilo’s planten moet verzamelen om aan je dagelijkse calorieën te komen, vooral als je een trektocht maakt. Het kost veel tijd, het seizoen moet meezitten en het landschap moet rijk en gevarieerd zijn. Wie een beetje om de natuur geeft, rooft ook niet een heel gebied leeg, maar plukt alleen hier en daar een beetje. En zelfs als je groots kunt oogsten, is het praktisch onmogelijk om het op te eten, want er zitten in wilde planten zoveel voedings- en afweerstoffen dat je snel aan een overdosis bezwijkt. Maar gezond (met mate) en vers is het wel.
Natuurvaardigheden
Ik zie het als een goede basis om mijn kennis van biologie bij te spijkeren en onderweg wat gevarieerder te kunnen eten. Nadat ik de basis van de planten onder de knie heb, staan vis, zeevoedsel en paddenstoelen op het menu. Al is lichtgewicht reizen nooit het enige doel. Meer eenvoud is meer magie, maar meer aandacht voor de omgeving is óók meer magie. Het mooie is dat je al in de natuur bent op het moment dat je dit soort vaardigheden traint.
Eén reactie op “Lichtgewicht reizen: eetbare natuur”
[…] geworden voor zulke praktijken. Maar zelfs als het wel zou mogen, zou bijna niemand het doen. Het valt tegen om een voedzame en gevarieerde maaltijd bij elkaar te sprokkelen, want daar is […]